111: Poewaard!
Ik vond het leuk reactie te krijgen op Rekengoed 110. Leuk, maar een studie. Studies, ze zijn wel aardig maar voor de partijspeler een buitenbeentje. Rare stellingen, die in de partij niet voorkomen, met teveel stukken en het eindigt met een Paardpromotie. Ik overdrijf schandelijk, maar ik hoorde het wel een beetje.
Dat is natuurlijk wel een beetje waar. Toch mocht ik graag naar studies kijken, om te zien of ik het thema kon achterhalen. Zo schaak ik en zo schaken natuurlijk velen: je eerste idee voor een zet komt uit een thema, al dan niet bewust, en daarna kijk je of die zet een beetje klopt.
Dan maar iets anders voor rekengoed nummer 111. Een apart nummer, dat nummer 111. Ik doe mijn best er iets aparts van te maken.
Ongelijke lopers in het eindspel, remise. Maar hier zit er een kleinigheid in: na 1. g7, b2; 2. g8
, b1; volgt 3. g7 mat! Epaulettenmat.Daarom speelt zwart na 1. g7 1...,
f7!; Je kunt de Loper missen. Dame tegen Dame en Loper, dat verliest zwart niet meer.Wit doet natuurlijk. 2.
xf7, b2;en na 3. g8
, b1; is g7 geen mat. Voor de hand ligt g6 mat - maar kijk even goed of daar niets mis mee is. Wit komt natuurlijk verder door het openmaken van de diagonaal h8-b2 met schaak: g8PaardSchaak en
xb2. Ik hoop dat U met Loper en Paard kunt matzetten. Anders dat vanavond maar even oefenen.Dus: 3. g8PaardSchaak,
h7; Het spijt me, maar na Lxb2 staat zwart pat! Tenslotte: 4. Lg7 en na b1
is 5. 
f6 mat. Had U dat thema uit de diagramstelling gehaald?
Ik vat samen: 1. g7,
f7; 2. xf7, b2; 3. g8+, h7; 4. g7, b1; 5. f6 mat.Ja ik beken, het is een studie, hij is van Pogosjants en toen ik pas schaakte, zo tegen 1965, vond ik deze en dergelijke stellingen het summum van schoonheid.
Paardpromotie is niet zo zeldzaam. Ik heb het in aardig wat partijen meegemaakt. Onderstaand een stelling uit een 10-minuten-p.p.p.partij, midden jaren '80, naar ik meen tegen Jan Joost Lindner. De opening zal vooral Roefi Mekuria en Pieter Goossens bekend zijn: het Boeda-pestkop gambiet, dat op het schaakbord wel getolereerd wordt.
Zwart is aan zet en aan U de vraag of je met g7-g5 een stuk kunt ophalen.
De pot ging in elk geval als volgt verder: 10...,
b4xd2; (anders natuurlijk e4 en xg5) 11. d1xd2, g7-g5; 12. d2-e3+, (enige kans, op f8 of d8 heb ik e7+,xe7;dxe7+!) 12..., e8-d7; en nu 13. d6xc7, g5xf4; 14. c7xb8+!, Een Poewaard!, sprak hij misprijzend. Met schoewaak!, gaf ik terug. Ja, dat scheelt een stuk, zei hij. Na 14....,
a8xb8 (had ik een Dame gehaald dan hadden we f4xe3++ gehad!) duurde de partij niet lang meer: 15. f1-d1+, d7-c7; 16. e3-c5+, (Ook dat nog, sprak hij) f6-c6; 17. c5-e5+, c7-b6; 18. d1-d6 was er tijd voor een nieuwe partij.