Delftse SchaakSite - Rekenvout

110: Kamstra’s probleem

De heer Kamstra was een stoere Fries, die van kort voor de oorlog tot lang erna tot de nationale subtop behoorde. Een oud-hoofdklasse speler, die in het eerste team van de Residentie Schaakclub (RSC) speelde. RSC was in de tweede helft van de jaren '60 een sterke club, eerste klas KNSB.

Maar hij werd wat ouder, was een jaar of 65. In de interne speelde hij als vanouds, ik heb diverse interessante partijen met hem gespeeld met wissel­ende uitslag. In de externe ging het minder. Na een uur spelen stond hij goed en na twee uur prachtig. Hij kende zijn openingen en begreep waar hij op spelen moest. Hij was een leeftijd­genoot van Euwe (1901) en speelde ook in diens gezonde stijl. Na drie uur spelen was het nog steeds heel mooi, na vier uur kwamen er tegenkansen en na vijf uur had hij verloren (het speel­tempo was toen 50 zetten in 2 1/2 uur waarna afbreken).

In die jaren legde hij zich toe op probleem­schaak. Als je donderdagavonds bijtijds op de RSC-clubavond in het Nationaal Schaakgebouw kwam, dan kon je Kamstra met wat clubgenoten een compositie zien zitten analyseren. Soms van hemzelf, soms van anderen.

Ook de heer Selman was lid van RSC. Selman speelde weinig wedstrijd­schaak, viel hooguit een keer in, maar was veel bekender vanwege zijn schaakproblemen. Talloze internationale prijzen en eervolle vermeldingen heeft Selman op zijn naam!

Een bekend verhaal van Selman, dat ook door Jongsma werd verteld, betrof Spasski. Bij de Hoogovens toernooi liet Selman aan omstanders een pro­bleem­stelling zien. De oplossing begon met een koningszet, dat was duidelijk, maar welke. Geen van de pogingen van de omstanders leidde duidelijk tot winst, tot genoegen van Selman. En toen liep Spasski langs. Die werd natuurlijk ook genood, en hij keek even, maar liep door. En even later kwam hij terug! Hij keek eens, keek nog eens, aarzelde, pakte de witte koning, keek nog eens...

En speelde toen. Een koningszet die alle anderen als belachelijk terzijde hadden geschoven! Spasski keek nog eens, en knikte toen: dat moet hem zijn. Toen keek-ie naar Selman, die stilviel, en niet anders kon doen dan terugknikken: ja, dat is hem.

Het hele pak omstanders viel stil. Kende Spasski de studie? Onmogelijk, zei Selman, ik heb hem vorige week gecomponeerd, het is voor het eerst dat ik hem laat zien. Zelden is het verschil tussen sterke amateurs en een grootmeester zo duidelijk geweest. Nu ja, Spasski was een overgrootmeester, die werd enkele jaren erna wereldkampioen (1969).

Of ook meneer Evtifeeff. Ook die zat voor 8:00 ’s avonds achter een bord met een stelling. “Wiet begient en wient! Wiet ies de Allechien!” Hij liet Aljechins schitterende combinaties zien aan ieder die daar maar belangstelling voor had. In Nederland was Aljechin natuurlijk vooral de lelijkerd, die in 1937 ten onrechte de wereldtitel op Euwe had terugveroverd. Bovendien was ‘Allechien’ een schaker die dronk, en een schaker met een stuk in zijn kraag genoot in ons land nog minder waardering dan een kaarter met een aas in zijn mouw (excuus voor de metafoor).

Evtifeeff (uitspraak: Evtifejef, of voor intimi: meneer Boris) was dan ook geen Nederlander, maar een Wit-Rus, die naar men zei Mensjewieke (tegenovergestelde van Bolsjewieke) sympathieen had. Hij was in 1918 gevlucht en woonde met andere Wit-Russen in de Laan van Roos en Doorn. Dat was geheim; maar veilig: je moet goed bekend zijn in Den Haag om die te vinden. Hoe naief kun je zijn...

Net als bij DSC (excuus, wedstrijdleider) begon ook bij RSC de interne vaak niet om 8 uur. Jongeren (als ik) zaten nog te vluggeren, ouderen te analyseren met Kamstra, Selman, Evtifeeff of anderen, tot wanhoop van de wedstrijdleider. Ik heb eens met Selman een halve avond problemen zitten analyseren. Bij een van zijn stellingen zei ik: Zou een partijstelling kunnen zijn. Hij genoot: “Dat is het grootste compliment dat een probleemcomponist kan krijgen, Kees. Partijstelling? Dat moet je zeggen als je een probleemcomponist tegenkomt.”

Inmiddels was het controleren van de problemen hard nodig. De maker wil graag weten of de oplossing echt wint, en of er geen nevenoplossingen zijn. Kamstra vond het zwaar werk om zijn eigen stellingen erop na te zien, vandaar de donderdagavond.

Een van de stellingen uit die tijd. Bron: Residentie Schaakclub tijdschrift, januari 1966.


H.H. Kamstra - Wit begint en wint


Het thema: houd de zwarte koning op de a-lijn en geef mat. Het is een heel gepriegel, maar de moeite waard!

de Delftsche SchaakClub
de grootste, actiefste en gezelligste schaakclub van Delft

jeugd [ma 18:30-20:00]
Er is op 5 niveau's schaaktraining. Daar­na is er competitie, of een van de vele andere activiteiten.

senioren [ma 19:45-01:00]
De grote interne competitie heeft schakers van elk niveau. Ook zijn er veel andere activiteiten.

copyright
© 2002-7600 Delftsche SchaakClub

powered by
WoltLab GbR, Tjip BV & 2B Insite

software
FirstClassWebsite v1.6.1124.1
DSS v2.9.0701.1
WoltLab Burning Board
GNU WebChess

statistieken
Nedstat Basic  nedstat

disclaimer, privacy politiek, sitemap