Kou
De bloemen staan op de ruiten wanneer ik begin januari nog net op tijd aankom in het - naar later blijkt - onverwarmde speellokaal van de locale SV. In deze ruimte waan ik mij al snel binnen de poolcirkel zoals die was voordat men vreesde voor het voortbestaan van de ijsbeer.
IJsberen blijkt dan ook de beste methodiek om warm te blijven. Onwillekeurig gaan mijn gedachten uit naar de woorden van rasoptimist Hans Dorrestijn. Hij vrolijkte zijn toehoorders op met de wetenschap dat de bevriezingsdood een pijn- en stressloze is.
Maar ik wil niet dood, nog lang niet. Ik wil de koude niet voelen. Ik wil winnen, en als het even kan snel. Het lokale klimaat geeft eerder aanleiding tot het schaatsen van een Elfstedentocht dan tot vier uur roerloos achter een schaakbord zitten. Helaas hebben tegenstanders doorgaans de neiging om niet mee te werken aan hun nederlaag.
Ik heb geluk. Mijn goed geïsoleerde tegenstander - ik laat in het midden of het hier synthetische dan wel natuurlijk isolatie betreft - is de kwaadste niet en helpt mee. Nu ja, nu doe ik hem te kort: hij weet me in zon vuurbeest-variant van het Siciliaans te krijgen, en dat doe ik niet met enthousiasme als ik aan de duistere kant van het bord zit.
Toch gaat het voorspoedig. Mijn zetten komen snel, zodat ik niet te lang achter het bord hoef te zitten, en een teamlid staat zelfs zijn jas af. Zonder deze geste had ik onderstaande stelling nooit bereikt.
Met een ijsbreker kraak ik de witte stelling. De ijsschotsen splijten onder de enorme druk. Ondanks mijn bevroren vingertoppen en wintertenen heb ik het niet koud meer. Misschien een opkomend delirium, misschien ook niet. Gewonnen! Ik ben helemaal warm van binnen.